Vanouds werden benaderingen over het beheren van hulpbronnen in de samenleving niet zelden gepresenteerd als een onaangename keuze tussen overheidscontrole of martkmechanisme. Deze tweedeling gaat voorbij aan een cruciale derde optie: beheer door autonome burgers. Onderzoek toont aan dat deze benadering cruciaal is voor het welzijn van zowel individuele burgers als de samenleving als geheel.

Twee verhalen uit de echte wereld

Een: een middeleeuwse stad als Gent. De overblijfselen van de eeuwenoude St-Baafsabdij zijn een voor iedereen toegankelijk museum. Klinkt logisch: hier begon de geschiedenis van de stad. Maar het gemeentebestuur moest bezuinigen en omdat er te weinig bezoekers komen, wordt het museum gesloten. Een paar jaar gebeurt er niets. Wie bekreunt zich erom? Dan besluit de buurt dat het een grote schande is, een prachtig middeleeuws klooster en een tuin afgesloten van het openbare leven. Ze ondernemen actie omdat zoiets schoons voor iedereen toegankelijk moet zijn. Ze zetten een burgerinitiatief op en organiseren lezingen en concerten in de abdij. Uit het initiatief wordt een zeer succesvolle organisatie ontwikkeld. Twintig jaar later organiseren zo’n 150 vrijwilligers meer dan 200 openbare evenementen, waarmee duizenden mensen worden bereikt. Een levendige nieuwe commons is een feit.

Twee: een groot land als Duitsland. In de jaren negentig van de vorige eeuw produceert de overheid elektriciteit voornamelijk uit kernenergie en fossiele brandstoffen. Zelfs in het licht van klimaatverandering denken de vier grootste Duitse elektriciteitsbedrijven dat business as usual de enige weg is. Investeringen in duurzame vormen van energie worden weggehoond. Burgers verenigen zich in energie-initiatieven, merendeels duurzame energiecoöperaties, REScoops. In steden en dorpen blijkt het idee aan te slaan en samen beginnen ze het energiesysteem te veranderen. Tegenwoordig is de helft van de duurzame energiesystemen in Duitsland in bezit van burgers en hun organisaties. Noem het een landelijk netwerk van plaatselijke commons.

You’ll never walk alone

Deze voorbeelden zijn weliswaar aan de waarheid ontleend, toch vertellen ze niet het hele verhaal.

In Gent moesten de buurtgenoten om de sleutel van de abdij vragen. De verantwoordelijke ambtenaar, waarschijnlijk een visionair, gaf hun niet alleen de sleutel, maar voegde eraan toe: ‘Niemand kan zo’n abdij beter tot leven brengen dan een buurt.’ Verschillende gemeenteafdelingen steunden het burgerinitiatief actief door de activiteiten bijvoorbeeld aan te kondigen in de officiële nieuwsbrief van het wijkbureau. De verantwoordelijke wethouder moest instaan voor de wijkambtenaren die, in een blijk van vertrouwen, de sleutel gewoon aan de buurt hadden overhandigd; na verloop van tijd permanent.

In Duitsland konden de REScoops alleen in zulke aantallen worden opgericht doordat er een stimulerend juridisch kader was, met vaste tarieven voor de duurzame energie die werd teruggeleverd aan het energienetwerk. De wetgeving werd in 1990 ingevoerd om tien jaar later op te gaan in de ambitieuze Wet op de duurzame energie (en ander verreikend regeringsbeleid). Toen de financiële crisis zich jaren later aandiende, was investeren in duurzame energie niet alleen een fatsoenlijk gebaar, maar financieel ook een slimme zet.

Deze twee voorbeelden stroken met onderzoek dat in Nederland is gedaan over burgerinitiatieven. Allemaal staan of vallen ze hoe dan ook met overheidssteun, zij het voor een plek die ze voor hun activiteiten nodig hebben, een stuk land voor stadslandbouw, of een subsidie. Zoals we zullen betogen, is deze steun geen probleem, maar eerder een vitaal onderdeel van de democratie.

Er ontbreekt nog een dimensie in deze verhalen: de economische. Duitsers die hun eigen duurzame energie opwekken kunnen die nog steeds op de markt verkopen, zij het dat die strak gereglementeerd is. En gelukkig kunnen ze, als er even geen wind of zon is, energie kopen uit andere bronnen of uit het buitenland. Ook al wordt de ‘Buren van de Abdij’ gerund door vrijwilligers, ook zij moeten hun rekeningen betalen. Daarom is er tijdens activiteiten een café, wat, vanuit Belgisch perspectief gezien, geen windeieren legt.

Complex denken

Laten we van deze voorbeelden overgaan naar het huidige debat in de samenleving. Als we bijvoorbeeld kijken naar meningen over hoe we de woningbouw moeten organiseren, dan bevinden die zich meestal op een spectrum tussen twee elkaar opponerende visies. In het linkse kamp is er de visie dat de overheid de beste optie is om de woningbouw op een eerlijke manier te organiseren. Anderzijds betoogt rechts dat alleen de markt de woningbouw optimaal kan inrichten. Op een hoger niveau interpreteren veel commentatoren de val van de Berlijnse Muur in 1989 als de overwinning van de rechterkant van het spectrum. Concreet leide dit in landen als het Verenigd Koninkrijk tot de ontmanteling van de sociale woningbouw, en de overheveling van verzorgingstehuizen van de publieke naar de private sector.

Wat telt is dat de discussie hierover, en over andere terreinen aangaande de samenleving, vastzit in een links-rechts kader, waarin radicaal links, zonder kritische analyse, als oplossing altijd de overheid naar voren schuift en rechts, al even klakkeloos, alleen maar de voordelen ziet van de marktwerking door private ondernemingen. Het lijkt alsof de burger – de drager van de democratie – alleen maar vanaf de zijlijn mag toekijken en niet in staat geacht wordt om oplossingen aan te dragen voor sociale noden. Argumenten voor burgerinitiatieven worden zelden gehoord in het publieke debat, neem Abbeyfield Houses in Groot-Brittannië. Dit initiatief dateert uit 1956 en was een reactie op een groeiend sociaal probleem: een toenemend aantal bejaarden in Londense achterstandswijken was niet langer in staat om op een waardige manier zelfstandig te wonen. Tegenwoordig beheert de Britse Abbeyfield Society 700 tehuizen met 7000 senioren, geholpen door 10.000 vrijwilligers1. Abbeyfield is een collectiefwonen-concept en een vrijwilligersorganisatie in een, die al in tal van landen navolging heeft gekregen.

Dat wil niet zeggen dat burgerinitiatieven een panacee zijn voor alle uitdagingen; ze kunnen echter een belangrijk deel uitmaken van de toekomst, als we onze blik willen verruimen. Deze voorbeelden tonen duidelijk aan dat we drie basiskeuzen hebben om deze uitdagingen aan te pakken en de samenleving in te richten. Deze brede visie van de samenleving kan in de volgende driehoek zichtbaar worden gemaakt. Het spectrum dat hierboven aan bod kwam is eigenlijk alleen de lijn aan de basis van de driehoek.

holeman-commons-image

De hoeken staan voor een extreme samenleving: een volledig marktgeoriënteerde; een 100 procent door de overheid gerunde, of een die exclusief wordt bestierd door autonome burgers. Binnen de driehoek kan worden ingevuld hoe een samenleving een antwoord formuleert op sociale behoeften – zoals in het geval van de verzorgingstehuizen.

Samen met de liberalen en de socialisten erkennen ecologen dat een combinatie van markt, overheid en autonomie het beste compromis is.

Met deze brede visie komen we tot de kern van de politieke ecologie, zoals betoogd door de filosoof Philippe van Parijs. Want deze representatie toont de engte van het politieke discourse in onze samenleving (variërend tussen meer overheid en meer markt), omdat het alleen plaatsvindt op de horizontale as van de driehoek. Zodra men de drie hoeken conceptualiseert, met autonomie bovenin als de verticale dimensie, wordt onmiddellijk duidelijk dat de liberale en socialistische logica het belang van de markt of de staat aanprijst, respectievelijk niet alleen minder overheid of minder markt bepleit, maar tevens een smallere kleinere autonome sfeer. Er bestaat echter een derde perspectief, waarin de nadruk wordt gelegd op autonome activiteiten, en minder op overheids- dan wel marktbemoeienis. De horizontale ‘links-rechts’-as is typisch voor de moderne industriële samenleving; de transitie van deze lijn naar de bovenkant van de driehoek is een kenmerk van de huidige post-industriële samenleving die andere vormen van of deelname aan het sociale leven bevordert vanuit het perspectief van autonomie, en niet zozeer vanuit geld en werk. Dat is precies het terrein van de commons.

De kracht van sociale vernieuwing

Het perspectief van de autonomie is een belangrijk element binnen de politieke ecologie (het ecologisme). Wat de andere twee denkwijzen betreft, is het, vanuit een groen perspectief, niet wenselijk om de samenleving in een van de drie hoeken te drijven. Samen met de liberalen en de socialisten erkennen ecologen dat een combinatie van markt, overheid en autonomie het beste compromis is. Tegelijkertijd onderscheidt de visie van de sociaal-ecologen zich duidelijk van de liberale en socialistische benadering. Voor ecologen staat autonomie voor het positieve vermogen om de wereld samen vorm te geven. Autonomie staat haaks op het eenzijdige individualisme: de positieve vormgeving gebeurt altijd samen met anderen. Daarom spreken sociaal-ecologen over een verbonden autonomie: Ik kan alleen voldoening vinden en een wereld bouwen om in te wonen door een vruchtbare verbinding met anderen aan te gaan, met daarbij de zorgdimensie voor elkaar, voor de wereld waarin wij leven, en voor onze levende planeet. Dit perspectief houdt verband met het begrip rentmeesterschap: onze vrijheid om handelend op te treden en de wereld te veranderen impliceert tegelijkertijd dat je je er verantwoordelijk voor voelt.

Als bron van sociale vernieuwing kan het belang van de autonome sfeer niet genoeg worden benadrukt; veel oplossingen voor sociale uitdagingen kwamen niet van de overheid of uit het zakenleven, maar van creatieve burgers. Het hierboven genoemde Abbeyfield Housing-project is een goed voorbeeld, evenals andere sociale vernieuwingen als autodelen, initiatieven op het gebied van de biologische landbouw en voedselteams2. En wie bouwde de eerste windmolens om elektriciteit op te wekken? Het waren burgers in landen als Denemarken en Ierland die een positief alternatief ontwikkelden voor kerncentrales.

Nu meer en meer burgers zelf initiatieven ontplooien, zien overheden zich geplaatst voor de uitdaging zich te ontwikkelen tot partners, zoals al gebeurt in Bologna en Gent.

De driehoek laat zien dat de politiek van de ecologie niet kan worden gereduceerd tot bescherming van het milieu. Ecologen willen niet alleen eerbied voor de grenzen van het ecosystem van de aarde; ze streven tegelijkertijd naar een grotere onafhankelijke sociale sfeer waarin mensen hun mogelijkheden kunnen ontplooien zonder tussenkomst van markt of overheid. Het einddoel is een goed leven voor iedereen.

Van publiek-private naar publiek-burgerlijke partnerschappen

Zoals deze voorbeelden laten zien, zijn burgerinitiatieven hoe dan ook afhankelijk van samenwerking met de overheid. Dat is geen probleem: het is de toekomst. Het neoliberale regime van de laatste dertig jaar dicteerde dat de beste aanpak voor het organiseren van wat dan ook in een samenleving gebaseerd was op de markt en op concurrentie. Dat heeft geleid tot een breed scala aan publiek-private partnerschappen, die er doorgaans toe leiden dat een overheid haar greep verliest op beleidsterreinen en dat de burgers te veel belasting betalen voor de diensten die zij ervoor terugkrijgen. Nog eens, de driehoek laat duidelijk de alternatieve, toekomstige ontwikkeling zien: het publiek-burgerlijke partnerschap. Nu meer en meer burgers zelf initiatieven ontplooien, zien overheden zich geplaatst voor de uitdaging zich te ontwikkelen tot partners, zoals al gebeurt in Bologna en Gent. Hier zien politici hun kiezersachterban niet als een regio die van bovenaf moet worden bestuurd, maar als een gemeenschap van burgers met een hoop ervaring en creativiteit. Met achterlating van top-down-politiek ontwikkelen ze vormen van gezamenlijk scheppen en produceren. In Gent ontwikkelden burgers, in het kader van een beleid gericht op gezamenlijke actie, het concept van de ‘levende straat’: ze besloten met elkaar dat ze de straat weer wilden opeisen, dat ze een maand of twee van de auto’s af wilden. Het gemeentebestuur nam alle noodzakelijke maatregelen voor zijn rekening om dit op een legale en veilige manier mogelijk te maken. Met het publiek-burgerlijke partnerschap wordt een ondergewaardeerd gebied van de driehoek van maatschappelijke mogelijkheden op een positieve manier ingevuld.

Institutionele diversiteit voor veerkrachtige samenlevingen

Met de heropleving van de commons is duidelijk geworden dat er een derde fundamentele manier is om de samenleving te ontwikkelen en in te richten. Uitgaande van het basisprincipe van de autonomie heeft die manier haar eigen logica, bestaande uit specifieke vormen van sociale betrekkingen gebaseerd op wederkerigheid en samenwerking. Het is meer dan waarschijnlijk dat de nieuwe commons-initiatieven een cruciaal onderdeel zullen vormen van de overgang naar een sociaal-ecologische samenleving. Tegelijkertijd zou het erg onverstandig zijn om te streven naar louter ‘commonisme’. Net als met het communisme of het neoliberalisme is een samenleving die op slechts een van de drie benaderingen is gebaseerd niet opgewassen tegen het brede scala aan ernstige uitdagingen die wij nu en in de toekomst onder ogen moeten zien. Dat gezegd zijnde, vereist het bevorderen en ondersteunen van de commons een actieve overheid die nieuwe instituties ontwikkelt die burgers in staat stelt om op een sociaal zekere manier transitieprojecten aan te gaan, opdat hun autonomie en creativiteit welig kunnen tieren. Samen met andere vernieuwingen kan een universeel basisinkomen onderdeel uitmaken van dit nieuwe sociaal zekere sociaal-ecologische kader voor de 21ste eeuw.

De essentiële waarde van de commons-beweging is dat ze de institutionele diversiteit van de samenleving verbetert en er nog iets aan toevoegt ook; een van de belangrijkste kenmerken is veerkracht. Dat is waarschijnlijk het belangrijkste argument op het politieke niveau dat voor de commons pleit. Op het niveau van wie we zijn en hoe we ons tot elkaar verhouden bevordert het het fundamentele menselijke vermogen om samen te werken en voor onszelf en voor de ander te zorgen. Waar kunnen we beter over dromen dan over burgers die hun vrijheid gebruiken en hun toekomst in eigen hand nemen?

Hun passie werkt aanstekelijk.

Finding Common Ground
Finding Common Ground

An investigation into the commons reveals the wide-ranging spectrum of definitions and applications of this concept that exist across Europe. Yet from the numerous local initiatives, social movements and governance models associated with this term – is it possible to identify the outline of a commons-based approach that could form the basis of a broad cross-societal response to the failures of the current system?