De Volkskrant portretteerde Angela Wigger in 2013 als een van de weinige dissidente economen in Nederland. En inderdaad zijn er niet veel economen die de traditie van Marx waardevol achten voor het bestuderen van hedendaagse economische en maatschappelijke ontwikkelingen. Wigger doceert politieke economie en internationale betrekkingen aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en is tevens bestuurslid van het Critical Political Economy Research Network (CPERN) en van de Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO). In de academische wereld bestaat er na de activistische jaren zeventig een afkeer van het marxisme, zeker ook op de Nijmeegse universiteit. Maar Wigger leest Marx vrijer  dan toen; voor haar is hij een van de scherpzinnigste economische theoretici, waar je niet omheen kunt als je de huidige wereld probeert te begrijpen. Wigger: “Wij zijn geen natuurwetenschappers. Wat wij doen is de wereld proberen te interpreteren en verklaren, en dat doe je vanuit een bepaalde bril.”

 

De Helling: Is Marx terug?

Angela Wigger: “Ik denk dat hij nooit is weggeweest, maar dat mensen die zich in de marxistische traditie plaatsen heel lang gemarginaliseerd zijn geweest. Ze vallen nu op omdat de aandacht weer op Marx is gericht. We bevinden ons in het zevende jaar van een crisis. De analyses van zowel de wetenschap als de journalistiek zijn vaak ontoereikend. Vragen over het kapitalisme met de grote K komen doorgaans niet aan bod.”

Heeft dat te maken met het einde van het reëel bestaande socialisme in Europa?

“We moeten ons ervan bewust zijn dat experimenten rondom socialisme en communisme niets met Marx te maken hebben. Ik vind het gevaarlijk dat met elkaar te vermengen. Marx zei zelf heel bewust dat hij geen marxist is. Ik zou dat ook niet snel zeggen over mezelf. Er bestaat niet zoiets als één marxisme. Iedereen die zich met Marx bezighoudt heeft een eigen ingang. Ik noem mijzelf liever een historisch materialist. De gedachte daarbij is heel simpel: om te overleven als mensen moeten we produceren. De manier waarop we dat doen heeft invloed op de machtsverhoudingen binnen een groep. Vandaag zie je hoe economische veranderingen in het productieproces ook leiden tot het verschuiven van globale machtsverhoudingen. Ik probeer die processen historisch te analyseren en te begrijpen. Marx biedt belangrijke handvatten die soms naar onze tijd vertaald moeten worden. Daarbij maak ik  gebruik van het kritisch realisme, waarin het gaat om het dialectische proces tussen vier dimensies: de bestaande structuren, de manier waarop je die zelf kunt veranderen, de ideeën die daarbij een rol spelen en de materiële dimensie van die ideeën. Marx zei: ‘Mensen maken hun eigen geschiedenis, maar zij maken die niet uit vrije wil’Je wordt geboren in een wereld die je niet kunt kiezen, maar mensen kunnen zich wel organiseren en verandering teweeg brengen. Vanuit marxistisch perspectief moet je hierbij altijd bedenken dat ideeën gekoppeld zijn aan mensen die bepaalde functies hebben in het productieproces. Daarom moet je bij een politiek besluit altijd de vraag stellen: cui bono? Wie profiteert? Op die manier biedt het historisch materialisme een diepgaande en holistische manier van denken.”

In welke fase van het kapitalisme bevinden we ons nu?

“Het kapitalisme bevindt zich nu in een periode waarin meerwaarde wordt gecreëerd door de  snelle circulatie van financieel kapitaal. Dit heeft niets meer met productie te maken. De Amerikaanse denker David Harvey heeft een fantastische interpretatie gegeven van wat de crisis is. Hij zei: ‘Als de accumulatie van schuld en de accumulatie van kapitaal teveel uit elkaar lopen, komt er een crisis.’ Maar anders dan sommige post-Keynesianen zou ik niet beweren dat de financiële wereld de reden is voor de crisis en dat de oplossing te vinden is in het repareren van de financiële markten.

De echte reden zit in het fenomeen van ‘overaccumulatie’. Het is inherent aan het kapitalisme dat we meer produceren dan we kunnen consumeren. Als een kapitalist namelijk stopt kapitaal te accumuleren en meerwaarde te produceren, blijft hij achter bij de rest, waardoor hij de concurrentiestrijd verliest. Maar op een gegeven moment raken markten verzadigd. Dan moet er gezocht worden naar uitlaatkleppen, zodat de accumulatie van kapitaal hervat kan worden. Je kan overaccumulatie definiëren als een moment in de geschiedenis waar geen uitlaatkleppen zijn voor profitabele investeringen van overschotkapitaal in reële productie.”

Zijn we daar nu aanbeland?

“Ja, maar er worden steeds weer nieuwe uitlaatkleppen gevonden en het is niet duidelijk hoelang dat door kan gaan. Een klassieke uitlaatklep is het aanboren van nieuwe markten door middel van territoriale expansie. Maar er is ook de mogelijkheid van ‘verdieping’ van de kapitalistische logica. Gebieden die voorheen buiten de markt stonden worden binnen het kapitalistische proces getrokken. Marx noemt dat commodificatie. Sociale zaken en relaties veranderen in waren met een onderhandelbaar prijskaartje. Denk bijvoorbeeld aan vrouwen in India die hun buik verhuren aan vrouwen die zelf geen kind kunnen krijgen. Of ouderenzorg en onderwijs, of de natuur in het geval van handel in koolstofemissierechten. Zo creëert het kapitalisme nieuwe mogelijkheden tot accumulatie.

Een derde uitlaatklep zijn fusies en overnames. In plaats van het overschotkapitaal te herinvesteren in nieuwe productie, wordt er bestaande productie opgekocht. Vlak voor de uitbraak van de crisis in 2006 zijn er de grootste fusies, en het grootste aantal fusies ooit geweest. Een derde van al die fusies en overnames werd ondernomen door private vermogensfondsen, hedgefondsen, en andere financiële marktpartijen, die niet gebonden zijn aan reële productie.

Als er krediet wordt uitgegeven, wordt een claim gelegd op toekomstige arbeid. Financieel kapitaal kent daarbij geen limiet. Je kunt die claims op de toekomst immers eindeloos blijven maken. Hierdoor ontstaat weer ruimte voor het kapitalisme om door te groeien. Marx is vandaag de dag nog altijd relevant bij het begrijpen van deze financialiseringsprocessen. Hij schreef over de functie van krediet, en begreep hoezeer die uit de hand kan lopen. Een geweldig citaat is: ‘Er zijn zelfs fasen in het economische leven van volken waarin iedereen door een soort waanzin wordt aangegrepen om winst te maken zonder te produceren. Deze speculatiewoede, die periodiek terugkeert, onthult de ware aard van de concurrentie die probeert te ontsnappen aan de noodzakelijke voorwaarden van de industriële wedijver.’ (Karl Marx, De armoede van de filosofie, 1847)

Tenslotte is er naast expansie, verdieping en financialisering nog een uitlaatklep, namelijk kapitaaldestructie. Want als kapitaal vernietigd wordt, kan er weer een nieuw accumulatieproces op gang komen. Dat kan via faillissementen, dumping van goederen, arbeiders ontslaan en vervolgens andere aannemen onder slechtere arbeidsvoorwaarden. Oorlog is natuurlijk ook een bekende manier van kapitaaldestructie.”

En waar gaat dat nu naartoe?

“Marx heeft gezegd dat het kapitalisme de kiemen van haar eigen ondergang bevat. Dit impliceert dat het eindig is. Maar of dat werkelijk zo is, is voor mij nog een open vraag. De toekomst heeft een open einde.

Er is natuurlijk geen eindeloze groei mogelijk. Marx wijst erop dat het kapitalisme contradictoir is, omdat het uitgaat van een oneindige lineaire groei. En dat is onmogelijk, alleen al door de natuurlijke beperking. Ook arbeiders uitbuiten is niet eindeloos mogelijk, al kom je een heel eind doordat er altijd wel anderen zijn die jouw baan willen onder slechtere voorwaarden. Maar we weten niet welke nieuwe accumulatie-structuren de opkomende technologie gaat bieden. Worden de nieuwe mogelijkheden kapitalistisch georganiseerd, of wordt gebruik gemaakt van gedeelde en vrij toegankelijke kennis en gezamenlijke publieke goederen? Kortom: coöpereren of concurreren?”

Dat roept de vraag op of we ook iets aan Marx hebben als het gaat om de tegenbeweging tegen het kapitalisme vandaag. Van wie of wat is verandering te verwachten?

“We kunnen zeker van Marx leren. Denk ook aan Gramsci, een andere marxistische denker. Hij zei: ‘Verandering komt niet voort uit één identificeerbare klasse. Het is een proces dat aan het rollen gebracht moet worden, waarbij bepaalde allianties nodig zijn. Het is dus moeilijk te bepalen wie precies die verandering teweeg kan brengen. Het is een kwestie van preguntando caminando, zoals de Zapatistas [beweging van Mexicaanse antikapitalisten –red.] zeggen: al voortgaande stellen we vragen.
We moeten onderscheid maken tussen protest dat op straat geuit wordt door bijvoorbeeld Occupy en het verzet dat mensen leveren wanneer zij proberen werkelijk andere vormen van productie- of machtsverhouding te realiseren. Ik denk dat die tweede vorm enorm belangrijk is. Kijk voorbeeld naar de schuldenbewegingen in Spanje en Italië, die microschulden en staatsschuld aan de kaak stellen. Ik denk dat schuld de sleutel is voor dit soort bewegingen.

Dan gaat het niet over consumptieschuld voor een nieuwe auto, maar over gezondheid, scholing en huisvesting. Die basisbehoeften zijn grotendeels gebaseerd op schulden. Dat is onhoudbaar.

Vooral in Zuid-Europa zie je nieuwe vormen van productie ontstaan, zoals coöperaties en andere horizontaal georganiseerde productieprocessen, waarbij inspraak en democratische besluitvorming over het herinvesteren van winst essentieel zijn. Je moet overigens wel bedenken dat, ook als alle werknemers meebeslissen over het herinvesteren van overschotkapitaal, het nog steeds overschotkapitaal blijft. Met het democratiseren van het kapitalisme is het kapitalisme nog niet beëindigd. Daarnaast is zelfuitbuiting vaak het gevolg van dit soort initiatieven, want als je minder winst genereert, maar je bent wel georiënteerd op kapitaalaccumulatie, verdien je dus minder. Het is niet mogelijk om buiten het kapitalisme te treden. In die zin geloof ik ook niet zo zeer in revoluties.”

Hebben linkse politieke partijen een rol bij verandering?

“Ik denk wel dat ze een rol hebben, maar banden met sociale bewegingen en vakbonden zijn ook belangrijk. Er zouden meer allianties gemaakt moeten worden tussen politieke en sociale bewegingen. Maar heel veel politieke partijen in Nederland zijn eigenlijk zo gematigd en op zichzelf gericht. Ze zouden radicaler moeten worden.”

Zouden politieke partijen dan meer Marx moeten gaan lezen?

“Marx is erg complex, dus gemakkelijk is dat niet. Maar je kunt beter Marx te lezen dan Piketty, want zijn boek Kapitaal in de eenentwintigste eeuw bestaat voornamelijk uit empirische verslagen. Hij gaat er vanuit dat het kapitalisme wel te temmen valt. Dan heb je meer aan marxistische denkers. In elk geval zou elke politicoloog Marx gelezen moeten hebben, want zijn werk is essentieel om de politiek te begrijpen. Daarbij moeten we niet terug naar dogmatische lezingen zoals we die uit de jaren zeventig kennen. Net als Marx dat zelf deed, moeten we het omnibus dubitandum in ere houden: twijfel aan alles, blijf kritisch en onderzoek alles.”

 

Dit artikel verscheen in het themanummer Marx is terug van de Helling, december 2014. Het hele nummer lezen? Meer info en bestellen.