Is het einde van de schaarste in zicht? Amerikaanse bedrijven maken zich op om een oneindige bron van grondstoffen aan te boren: de hemellichamen in de ruimte. Maar ruimtemijnbouw belooft de mensheid niet alleen extra grondstoffen. Het ontginnen van de maan en planetoïden levert ook nieuwe conflictstof op.

Voor de echte pioniersgeest moet je nog steeds in Amerika zijn. Vorig jaar namen de Verenigde Staten de Space Resource Exploration and Utilization Act aan. Onder deze wet kunnen Amerikaanse bedrijven een vergunning krijgen om grondstoffen te winnen op planeten, manen en andere hemellichamen. De wet geeft bedrijven de zekerheid dat de materialen die zij daar delven ook daadwerkelijk hun eigendom worden.

De Space Act kwam tot stand na een lobby van bedrijven die zich op ruimtemijnbouw richten. Deze bedrijven dragen namen als Moon Express, Planetary Resources en Deep Space Industries (DSI). Ze ontwikkelen verkenningssondes, ruimtevaartuigen en robots voor onbemande mijnbouwmissies. Achter hen staan investeerders met diepe zakken. Zo is miljardair Larry Page, medeoprichter van Google, een van de financiers van Planetary Resources.

Koploper in de race naar de ruimte is Moon Express. In augustus gaf de Amerikaanse regering het bedrijf toestemming voor de eerste commerciële landing op de maan. Deze verkenningsmissie staat gepland voor 2017. Over tien jaar wil Moon Express in staat zijn om grondstoffen zoals metalen naar de aarde te brengen en te verkopen.

Andere space miners richten zich op planetoïden. Dat zijn de talrijke steen- en metaalklompen die om de zon draaien. De ‘aardscheerders’ onder de planetoïden komen tijdens hun baan in de buurt van de aarde. Metalen die dun gezaaid zijn in de aardkorst, zoals platina, liggen er soms in hoge concentraties aan de oppervlakte. Een planetoïde met een doorsnede van enkele tientallen meters kan voor miljarden euro’s aan kostbare metalen bevatten. De zwaartekracht op deze planetoïden is miniem. Dat biedt een voordeel boven de maan: er is veel minder brandstof nodig om een zachte landing te maken en weer op te stijgen.

In navolging van de VS werken inmiddels ook de Verenigde Arabische Emiraten en Luxemburg aan wetgeving voor ruimtemijnbouw. Beide landen zoeken naar een nieuw verdienmodel, nu fossiele brandstoffen en belastingontwijking een aflopende zaak zijn. In juni kondigde de Luxemburgse regering aan dat zij tweehonderd miljoen euro beschikbaar stelt voor de ontwikkeling van technologie voor ruimtemijnbouw. DSI en Planetary Resources besloten een filiaal te vestigen in het groothertogdom. Daarmee willen deze bedrijven niet alleen overheidsgeld, maar ook extra legitimiteit verwerven. De Amerikaanse Space Act is namelijk omstreden.

Tragedie

De ‘grondwet’ voor de ruimte is het Ruimteverdrag uit 1967. Dit verdrag verbiedt het landen om zich hemellichamen toe te eigenen. Ook al bracht de Sovjet-Unie in 1959 de eerste sonde naar de maan en plantten de Amerikanen er in 1969 hun vlag, de ruimte met alle hemellichamen is en blijft van de hele mensheid, aldus het verdrag.

De Amerikaanse Space Act staat op gespannen voet met het Ruimteverdrag. Hoe kan een land aan bedrijven eigendomsrecht toekennen op de grondstoffen die zij winnen op de maan of op een planetoïde, als het land geen eigenaar is van dat hemellichaam?

Afgelopen voorjaar klonk dan ook forse kritiek op de Space Act binnen de juridische commissie van het VN-Comité voor het Vreedzaam Gebruik van de Ruimte (COPUOS). Rusland vond dat alle grondstoffen in de ruimte onder het toe-eigeningsverbod op hemellichamen vielen en noemde de Amerikaanse wet onaanvaardbaar. Ook België nam dat standpunt in. Het was te begrijpen dat ruimtemijnbouwers zekerheid wilden over hun eigendomsrecht, zei de Belgische vertegenwoordiger, maar nationale wetgeving was niet de oplossing voor het gemis aan internationaal aanvaarde regels. “Willen we echt naar een situatie van ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’, waarbij sommige landen de grondstoffen bemachtigen en andere de kruimels mogen verdelen?”

“Het probleem is dat het Ruimteverdrag de toe-eigening van grondstoffen noch verbiedt, noch toestaat”, zegt Tanja Masson-Zwaan, docent ruimterecht aan de Universiteit Leiden. “Tegenover het toe-eigeningsverbod op hemellichamen staat een andere bepaling: landen hebben de vrijheid om de ruimte te gebruiken. Zelf maak ik daaruit op dat de Space Act niet strijdig is met het Ruimteverdrag. Met deze wet leven de VS bovendien een essentiële voorwaarde van het verdrag na: private activiteiten in de ruimte vergen de goedkeuring en het toezicht van een staat.”

Voorstanders van de Space Act trekken vaak de vergelijking met de visserij in internationale wateren. Ook al is niemand eigenaar van de open zee, ieder land mag er vis vangen. Zo zou ook elk land vrij moeten zijn om grondstoffen te winnen de ruimte.

“Een ongelukkige vergelijking”, vindt ruimtevaartdeskundige Erik Laan. “De vrije visserij heeft tot overbevissing en visserijoorlogen geleid. Uiteindelijk heeft dat landen genoopt tot tal van visserijverdragen. Vis is nota bene een hernieuwbare hulpbron: als je niet teveel vis wegvangt, blijft de visstand op peil. Ruimtegrondstoffen daarentegen zijn niet-hernieuwbaar: wat je weghaalt, groeit niet meer bij. Je kunt de ruimte beter vergelijken met de diepzeebodem.”

Omdat de zeebodem onder internationale wateren van iedereen is, staat de winning van grondstoffen er sinds 1994 onder toezicht van een Internationale Zeebodemautoriteit. Die verleent vergunningen aan bedrijven en moet ervoor gaan zorgen dat alle landen meeprofiteren van de opbrengsten.

Hoewel de recente plannen voor diepzeemijnbouw op verzet stuiten vanuit de milieubeweging, getuigt het hoofdstuk van het Zeerechtverdrag dat de Zeebodemautoriteit in het leven riep van vooruitstrevend denken. Hierin werd het principe van het ‘gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid’ verankerd. Dit houdt in dat mondiaal gemeengoed zoals de diepzeebodem niemands eigendom is en door alle landen samen beheerd wordt, dat de opbrengsten van de exploitatie door alle landen gedeeld worden en dat het gemeengoed in goede staat wordt doorgegeven aan toekomstige generaties. Zo moet een tragedy of the commons, waarbij de gemeenschappelijke hulpbronnen verloren gaan door overexploitatie, worden voorkomen.

Je zou wensen dat er ook zo’n verdrag was voor de ruimte. Welnu, dat is er, maar het is een dode letter gebleven. Het Maanverdrag uit 1979 bestempelt de maan én alle andere hemellichamen tot gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid. Het bevat een expliciet verbod op de toe-eigening van grondstoffen. Voor de winning van grondstoffen in de ruimte moet een ‘internationaal regime’ worden ingesteld, dat de opbrengsten eerlijk verdeelt over alle landen. Voor dit samsam bleken grote ruimtevaartlanden zoals de VS en Rusland weinig te voelen. Zij ondertekenden het Maanverdrag niet. Slechts zestien landen, waaronder Nederland en België, hebben zich erbij aangesloten.

“Het Maanverdrag, met z’n geringe draagvlak, kan niet gezien worden als internationaal gewoonterecht. Het bindt dus alleen de landen die partij zijn”, stelt Tanja Masson-Zwaan. “Nederland probeert het verdrag wel te reanimeren binnen COPUOS, maar zoekt tegelijkertijd naar alternatieven. Daarvoor hebben we de Hague Space Resources Governance Working Group opgericht. Het is een breed samengestelde werkgroep, met universiteiten, regeringen, ruimtemijnbouwbedrijven en één NGO, de Amerikaanse Secure World Foundation – andere NGO’s hebben zich niet gemeld. Samen proberen we bouwstenen te formuleren voor internationale spelregels voor ruimtemijnbouw. Die spelregels kunnen later worden vastgelegd in een nieuw verdrag, maar in ook niet-bindende richtsnoeren. Als genoeg landen zulke richtsnoeren overnemen in hun nationale wetgeving, kunnen ze de status van bindend internationaal gewoonterecht krijgen. Ik heb de indruk dat de Amerikaanse regering wel bereid is te praten over spelregels. Zij was het ermee eens dat COPUOS van ruimtegrondstoffen een apart agendapunt heeft gemaakt voor 2017.”

Conflicten

Zelfs de grootste optimisten verwachten dat het nog wel tien jaar duurt voor space mining een feit is. Er is nog voldoende tijd om internationale spelregels te maken, denken zowel Masson als Laan. Maar de geschiedenis van de Zeebodemautoriteit leert dat het kort dag is, werpt GroenLinks-europarlementariër Bas Eickhout tegen. “Het heeft vijfentwintig jaar geduurd voordat de wereldgemeenschap het eens werd over de Zeebodemautoriteit. De VS erkennen haar gezag nog steeds niet. We moeten voorkomen dat de ruimte een nieuwe splijtzwam in de wereldpolitiek wordt. Daarom heb ik de Europese Commissie gevraagd om te ijveren voor een moratorium op ruimtemijnbouw. Zo’n moratorium geldt al voor Antarctica.”

Is er wel reden om ruzie te maken over de grondstoffen in de ruimte? Die zijn er toch in overvloed? De Amerikaanse astrofysicus Martin Elvis publiceerde in 2014 een ontnuchterende rekensom. Op basis van de omvang, samenstelling en baan van de bekende planetoïden schatte hij dat er slechts tien aardscheerders zijn waar het winnen van platina en aanverwante metalen rendabel is.

“Dat aantal van tien is een ondergrens”, legt Laan uit. “Er worden steeds meer planetoïden ontdekt. Maar je mag wel degelijk vrezen voor conflicten. Die ene lucratieve planetoïde die het best bereikbaar is vanaf de aarde, daar zal allicht competitie om ontstaan. Als twee regeringen aan twee mijnbouwers een vergunning geven om dezelfde planetoïde te ontginnen, heb je een conflict in de ruimte. Alleen een internationale regeling kan dat voorkomen.”

Behalve het eigendom van de grondstoffen moeten nog andere kwesties worden opgehelderd, stelt Eickhout. “Hoe voorkomen we dat hemellichamen worden besmet met aardse microben? Wie verwijdert het ruimtepuin, als er ongelukken gebeuren? Mogen ruimtemijnbouwers de baan van planetoïden veranderen om ze dichter bij de aarde te krijgen? Laten we ons hoeden voor kosmische goudkoorts. De meest urgente problemen op aarde, zoals klimaatverandering, lossen we sowieso niet op met ruimtemijnbouw.”

Schaarste

Een heilig geloof in ruimtemijnbouw kan zelfs slecht uitpakken voor de aarde, als de mensheid voortijdig het einde van de schaarste afkondigt. In een gelikte video uit 2013 verklaart DSI: “Onze wereld zit aan zijn grenzen en toch willen we allemaal meer. En waarom niet? Onze kleine planeet is omringd door een onmetelijke zee van hulpbronnen.” Wordt space mining een excuus voor het voortzetten van de verkwistende westerse levensstijl?

“Je moet inderdaad uitkijken met zo’n marketingverhaal”, vindt Laan. “Inmiddels geeft DSI toe dat ze geen grondstoffen naar de aarde gaan brengen. De grondstoffen uit de ruimte gaan vooral gebruikt worden in de ruimte zelf.”

Het is erg kostbaar om materie vanaf de aarde in de ruimte te lanceren. Met de energie die het kost om aan de zwaartekracht van de aarde te ontsnappen kunnen miljoenen kilometers in de ruimte worden afgelegd. Daarom is het interessant om ruimtevaartuigen en ruimtestations te bouwen in de ruimte, met metalen uit de ruimte. Ook raketbrandstof kan in de ruimte geproduceerd worden, bijvoorbeeld uit water van planetoïden met behulp van zonlicht. Daar liggen vooralsnog de grootste kansen voor space miners.

Op korte termijn, zo vermoedt Laan, is alleen rhodium waardevol genoeg om vanaf planetoïden naar de aarde te brengen. “Dat zou over tien jaar al kunnen gebeuren. Dit platina-achtige edelmetaal is zeer schaars in de aardkorst en valt lastig te winnen, terwijl er tal van waardevolle toepassingen voor zijn, onder meer in de clean-tech. De prijs van rhodium piekte al eens bij 200.000 euro per kilo.”

Verzekeringspolis

In de sf-film Interstellar uit 2014 is de ruimtevaart stilgevallen, omdat deze zo’n groot beslag legt op de uitgeputte hulpbronnen van de aarde. Dat is geen aantrekkelijk scenario. Ook als we de schaarste er niet mee oplossen, opent mijnbouw in de ruimte een interessant perspectief: een ruimtevaartsector die zichzelf bedruipt.

Door de verkenning van de ruimte komen we meer te weten over de oorsprong van het heelal, de aarde en het leven. Ruimtevaart vormt ook een verzekeringspolis voor het geval onze planeet onbewoonbaar wordt. Dat kan niet alleen door toedoen van de mens gebeuren, maar ook door een grote meteorietinslag of de uitbarsting van een supervulkaan. Door uit te zwermen over andere hemellichamen kunnen we op z’n minst een deel van de toekomstige generaties, zowel mensen als andere soorten, behoeden voor kosmische rampspoed. Als we dat de moeite waard vinden, mogen we ruimtemijnbouw – mits goed geregeld – dan afwijzen? Of aanvaarden we dat het oeuvre van Shakespeare en de relativiteitsheorie, de koninginnenpage en de liefde ooit verloren gaan?

 

Grondstoffen uit de ruimte

Bij het ontstaan van de aarde werden veel metalen door de zwaartekracht naar de kern getrokken. Ze komen nog slechts sporadisch voor in de aardkorst. Op menig planetoïde liggen deze metalen aan de oppervlakte. Zogenaamde metaalplanetoïden – de voormalige kernen van uiteengevallen hemellichamen – bestaan zelfs goeddeels uit metaal.
Andere planetoïden zijn rijk aan water, in de vorm van ijs. Dat komt ook op de maan voor.

Edelmetalen
Ruimtemijnbouwers azen op platina en aanverwante metalen zoals palladium en rhodium. Die zijn op aarde schaars en kostbaar. Platinametalen worden gebruikt in katalysatoren en elektronica.

Basismetalen
Metalen zoals ijzer en zink uit planetoïden kunnen worden gebruikt voor het bouwen van ruimtevaartuigen en -bases. Als de winbare voorraad van deze metalen op aarde uitgeput raakt – zink kan al rond 2100 op zijn – wordt het misschien rendabel om ze naar de aarde te brengen.

Water
Water dat wordt gewonnen in de ruimte blijft in de ruimte: als drinkwater voor ruimtevaarders en voor het verbouwen van voedsel. Met behulp van zonnepanelen kan water worden gesplitst in waterstof en zuurstof. Zo ontstaat brandstof voor ruimtevaartuigen.

 

An earlier version of this article, in Dutch, was published on www.downtoearthmagazine.nl

Finding Common Ground
Finding Common Ground

An investigation into the commons reveals the wide-ranging spectrum of definitions and applications of this concept that exist across Europe. Yet from the numerous local initiatives, social movements and governance models associated with this term – is it possible to identify the outline of a commons-based approach that could form the basis of a broad cross-societal response to the failures of the current system?