Een mens mag zich alleen een deel van de natuur toe-eigenen als hij enough and as good  –   genoeg en van dezelfde kwaliteit – overlaat voor anderen. Drie eeuwen nadat de filosoof John Locke deze regel formuleerde is zij relevanter dan ooit. Maar hoe kunnen we dit ‘Lockeaanse voorbehoud’ naleven bij de winning van grondstoffen die niet door de natuur worden vernieuwd? Hoe meer metaal- en fosfaaterts we uit de grond halen, hoe minder er overblijft voor onze nakomelingen. Wat mogen toekomstige generaties van ons verlangen?

Een gedachte-experiment aan de hand van de science fiction-film Interstellar stelt het vraagstuk op scherp. De thriller Interstellar schetst een grimmig beeld van de toekomst. Voedseltekorten hebben de mensheid gedecimeerd. Het Amerikaanse ruimtevaartagentschap NASA vat het plan op om de uitgeputte aarde te verlaten. Dankzij een aantal moedige astronauten, de helden van de film, wordt een planeet gevonden buiten ons zonnestelsel die geschikt lijkt voor menselijke bewoning. In gigantische ruimteschepen gaan de overlevende mensen op weg naar deze exoplaneet.

Interstellar eindigt voordat we weten of de mensheid de exoplaneet daadwerkelijk bereikt en daar overleeft. Dat lukt vast wel, want de film is doordrenkt van technologisch optimisme. De makers wilden een lans breken voor grensverleggende wetenschap en ruimtevaart. Goede kans dat de vervolgfilm een zoektocht wordt naar andere bewoonbare planeten, nog verder in het heelal.

Sociaal contract

Voor wie zich niet laat meeslepen door dit techno-optimisme, ontbreekt er een scène in Interstellar. Zouden er geen mensen zijn die, alvorens zich in te schepen voor de exoplaneet, aandringen op afspraken om te voorkomen dat de nieuwe planeet wordt uitgeput zoals de aarde? Het kan toch niet de bedoeling zijn dat de mensheid de ene na de andere planeet plundert en haar nakomelingen telkens weer dwingt tot levensgevaarlijke planeetverhuizingen?

De dialoog over deze afspraken wordt des te boeiender omdat de deelnemers nog niet weten tot welke generatie zij zullen behoren op de exoplaneet. Als elk ruimteschip een eigen route volgt, kan de opeenvolging van generaties flink door de war worden gegooid. De tijd vertraagt namelijk in de buurt van zware hemellichamen. Nabij een zwart gat komt zij vrijwel tot stilstand. Een van de astronauten in Interstellar ervaart Einsteins zwaartekrachtwet op pijnlijke wijze wanneer hij aan het sterfbed van zijn hoogbejaarde dochter komt te staan.

De snelste ruimtereizigers, die als eerste aankomen op de exoplaneet, hebben er belang bij om de hulpbronnen van de planeet snel om te zetten in comfort en beschaving. Trage reizigers, die vele generaties later arriveren, zijn juist gebaat bij een zuinig gebruik van de hulpbronnen, omdat zij anders misschien wéér op een uitgeputte planeet belanden. Nu de ruimtereizigers vóór hun vertrek van de aarde nog niet weten in welke generatie zij terechtkomen, zijn zij genoodzaakt om de kwestie vanuit beide perspectieven te bekijken. Dat vergroot de kans op overeenstemming.

De makers van Interstellar hebben de kans gemist om een uniek sociaal contract in beeld te brengen, een contract tussen verschillende generaties over de verdeling van natuurlijke hulpbronnen. Een contract dat op eerlijke wijze tot stand komt: omdat niemand weet tot welke generatie hij gaat behoren, kan niemand het belang van één generatie doordrukken. De film had behalve science fiction ook interessante ethics fiction kunnen zijn, met de sluier van onwetendheid als special effect.

Eindige grondstoffen

Bij het opstellen van hun generatiecontract hoeven de planeetverhuizers niet bij nul te beginnen. Het Lockeaanse voorbehoud – laat enough and as good over voor anderen – is in de loop der eeuwen uitgewerkt tot een reeks ethische en juridische beginselen over het gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Het bekendste beginsel ligt vervat in de duurzaamheidsdefinitie die de commissie-Brundtland in 1987 opstelde voor de Verenigde Naties (VN): duurzame ontwikkeling is ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen.

De Brundtland-definitie is goed toepasbaar op hulpbronnen die door de natuur vernieuwd worden. Lucht, water, hout, vis: we kunnen er eindeloos gebruik van blijven maken mits we de natuurlijke kringlopen niet al te ruig verstoren. Maar door vervuiling en overexploitatie van het ecosysteem aarde worden de kansen van toekomstige generaties wel degelijk geschaad. Het internationale milieubeleid richt zich nu op het redden van hernieuwbare hulpbronnen. Landen proberen te komen tot afspraken over het tegengaan van klimaatverandering, luchtvervuiling, zoetwaterschaarste, ontbossing, overbevissing en verlies aan biodiversiteit. Dat is zo’n enorme opgave, dat de statengemeenschap nog nauwelijks is toegekomen aan de veel ingewikkelder vraag hoe om te gaan met niet-hernieuwbare hulpbronnen, zoals metalen en fosfaat.

De metalen in onze aardkorst zijn daar bij de vorming van de aarde of door latere kosmische inslagen terechtgekomen. Fosfaat is gedurende miljoenen jaren gevormd, grotendeels uit dode planten en dieren die zonken naar de zeebodem. De ertsvoorraden van deze mineralen worden niet hersteld door natuurlijke kringlopen, althans niet op een menselijke tijdschaal.

Op zulke niet-hernieuwbare grondstoffen is de Brundtland-definitie lastig toepasbaar. Immers, het metaal- of fosfaaterts dat we nu delven uit de aardkorst is niet meer beschikbaar voor toekomstige generaties. Daar komt bij dat de rijkste, best bereikbare en minst vervuilde ertsen het eerst worden gewonnen. Naarmate deze opraken, wordt de mijnbouw steeds minder rendabel.

De winning van mineralen, kortom, lijkt onverenigbaar met duurzame ontwikkeling à la Brundtland. Tenzij we ervan uitgaan dat deze grondstoffen toch nooit op zullen raken…

Optimisten en pessimisten

In de wetenschap woedt een levendig debat tussen grondstoffenoptimisten en -pessimisten. Optimisten wijzen erop dat de meeste scheikundige elementen uit het periodiek systeem, van metalen tot fosfor, volop aanwezig zijn in de aardkorst. Als de rijke ertsen opraken vindt de mensheid wel een manier om mineralen te winnen uit minder geconcentreerde ertsen, of zelfs uit gewoon gesteente. De stijgende prijs van schaarse mineralen zal de ontwikkeling van nieuwe mijnbouwtechnologie stimuleren.

Grondstoffenoptimisten voelen zich gesterkt door het ongelijk van Thomas Malthus. Deze econoom voorspelde in 1798 grote hongersnood: er zouden te weinig hulpbronnen zijn, met name landbouwgrond, om de snel groeiende bevolking te voeden. Hij onderschatte de productiviteitsgroei die de landbouw zou doormaken. Anno 2015 telt de wereld zeven keer zoveel bewoners als in 1798, voor wie ruim voldoende voedsel beschikbaar is (als het eerlijker verdeeld zou zijn). Malthus is op de mestvaalt van de geschiedenis beland.

Grondstoffenpessimisten verwachten dat er een grens zit aan de winning van steeds lagere concentraties mineralen. Voorbij deze ‘mineralogische barrière’ kost de mijnbouw teveel energie en grondstoffen, of brengt zij teveel schade toe aan natuur en milieu. Er kan een moment komen dat voor de vervaardiging van mijnbouwmachines meer metaal nodig is dan deze machines tijdens hun levensduur kunnen delven…

Een expertgroep van de VN schat dat slechts 0,01 procent van de totale hoeveelheid van een element in de bovenste kilometer van de aardkorst daadwerkelijk te winnen valt. Onderzoekers van de Universiteit Utrecht hebben op basis van deze schatting berekend wanneer de winbare voorraden van zestig metalen uitgeput zullen zijn. Ervan uitgaande dat vanaf 2050 elke wereldburger evenveel metalen verbruikt als de huidige inwoners van geïndustrialiseerde landen, komen zij tot de conclusie dat antimoon al vóór 2050 zal zijn uitgeput, goud, zink en molybdeen binnen een eeuw en dertien andere metalen binnen duizend jaar.

De meeste beleidsmakers zitten in het optimistische kamp. Zij denken dat het zo’n vaart niet loopt met de uitputting van niet-hernieuwbare grondstoffen. Zowel de Europese Commissie als de Nederlandse regering hebben een lijst van ‘kritieke grondstoffen’ opgesteld, maar daarbij gaat het om geopolitieke in plaats van fysieke schaarste. Europa is arm aan grondstoffen. Veel mineralen worden slechts in een beperkt aantal landen gewonnen, waaronder China. Het zijn vaak landen met onbetrouwbare regimes die de levering van grondstoffen wel eens zouden kunnen stilleggen, uit protectionistische motieven of als gevolg van conflicten. De Europese en Nederlandse grondstoffenpolitiek is erop gericht een vrije markt voor grondstoffen te bevorderen en het aantal leveranciers te vergroten, zodat de Europese industrie niet te kampen krijgt met aanvoerproblemen.

Circulaire economie

Grondstoffenoptimisten vinden we ook onder de pleitbezorgers van de circulaire economie. Als we de grondstoffen in onze producten niet langer dumpen als afval, maar hergebruiken voor nieuwe producten, scheppen we een kringloop die de natuur imiteert. De grondstoffen blijven eindeloos beschikbaar, waardoor we ze niet meer uit de aardkorst hoeven te halen. Duurzaamheidsprof Herman Wijffels voorspelt zelfs een “overvloed aan grondstoffen door hergebruik”.

Pessimisten onderschrijven het belang van de grondstoffenkringloop, maar wijzen erop dat we met louter gerecyclede grondstoffen niet uitkomen, zolang onze materiële consumptie en de wereldbevolking blijven groeien. Het circulaire ideaal van honderd procent recycling stuit bovendien op obstakels. Zo vergt het terugwinnen van de laatste procentjes aan grondstoffen buitensporig veel energie. Neem bijvoorbeeld het ijzer dat in stalen scheepswanden terechtkomt en vervolgens als roest in zee belandt. Hoe gaan we dat terugwinnen?

Zowel grondstoffenoptimisten als -pessimisten onderstrepen het belang van substitutie: het verbruik van de meest schaarse grondstoffen kan worden teruggeschroefd als we ze vervangen door minder schaarse en/of hernieuwbare grondstoffen. Zo maakt het koper in hoogspanningskabels al plaats voor aluminium, een metaal dat duizend keer vaker voorkomt in de aardkorst.

Maar er zitten grenzen aan substitutie, zo benadrukken de pessimisten. Wat is het alternatief voor fosfaat in de landbouw? Fosfor is een bouwstof van het leven. Het is onmisbaar voor planten, dieren én mensen. De landbouw kan geen zeven miljard mensen voeden zonder toevoeging van fosforverbindingen (fosfaat) aan akkers, in de vorm van kunstmest. Vrijwel alle kunstmestfabrieken teren op slinkende voorraden fosfaaterts. De fosfaatproductie zou nog deze eeuw zijn piek kunnen bereiken, terwijl de wereldbevolking doorgroeit naar elf miljard. Malthus kan dan alsnog gelijk krijgen.

Voorzorgsbeginsel

Wat zouden de planeetverhuizers uit Interstellar in hun generatiecontract opnemen over het gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen, nu het beginsel van duurzame ontwikkeling geen uitsluitsel geeft? Aangezien zij de uitputting van de aarde aan den lijve ondervinden, is er een goede kans dat zij teruggrijpen op een ander principe uit het milieurecht: het voorzorgsbeginsel. Dit houdt in dat ook bij wetenschappelijke onzekerheid actie geboden is om de dreiging van onomkeerbare schade weg te nemen. De planeetverhuizers neigen dus naar het standpunt van de grondstoffenpessimisten. Better safe than sorry.

De voorraad van elk mineraal in de korst van de exoplaneet kan worden geschat aan de hand van grondmonsters. Net als op aarde mag 0,01 procent van de voorraad winbaar worden geacht. Om te voorkomen dat latere generaties achter het net vissen, moet deze winning worden uitgesmeerd over de levensduur van de exoplaneet – mogelijk miljarden jaren. Dat vereist in de eerste plaats dat grondstoffen zo lang mogelijk in de kringloop blijven in plaats van lucht, water of bodem te vervuilen, en dat de meest schaarse grondstoffen worden gereserveerd voor de meest onmisbare toepassingen. De planeetverhuizers nemen de grondstoffenkringloop en het substitutiegebod als aparte beginselen op in hun generatiecontract.

Maar dan nog dreigt een evenredige verdeling van mineralen over alle denkbare generaties de spoeling voor elke generatie erg dun te maken.

Geen vrijbrief

Op dit punt in de beraadslagingen klinkt er dan ook protest. Is het evenredigheidsbeginsel niet te star? Stel je voor dat je tot de eerste generaties behoort die arriveren op de exoplaneet, zeggen sommige deelnemers, dan heb je de zwaarste klus: het opnieuw opbouwen van een economie en een beschaving. Ook al zijn de pioniers met minder mensen, ze hebben toch meer grondstoffen nodig voor hun opbouwwerk. Wie tot de laatkomers behoort, profiteert van dat werk. Als onze voorouders op aarde zich beperkingen hadden opgelegd bij het gebruik van koper en tin, waren ze nooit uit de Steentijd gekomen. Dan was het leven op aarde altijd ellendig en kort gebleven.

In deze visie is de winning van grondstoffen geen diefstal van toekomstige generaties, zolang dit natuurlijk kapitaal wordt omgezet in ander kapitaal dat we kunnen doorgeven aan onze nakomelingen. Economisch kapitaal, zoals machines, gebouwen en een landbouwsysteem dat de mensheid kan voeden. Menselijk kapitaal, zoals kennis en cultuur. Sociaal kapitaal, zoals vertrouwen. Institutioneel kapitaal, zoals de instellingen die onze rechten beschermen. Zonder vervulling van basisbehoeften en zonder mensenrechten is er geen vrijheid. Dan is het leven miserabel. Een onvrije samenleving doodt ook de creativiteit die nodig is om oplossingen te vinden voor schaarste – daar komt het belang van latere generaties in het geding. Contra-intuïtief: als eerdere generaties zich onder dictatoriaal bewind uithongeren om grondstoffen te sparen voor latere generaties, is de kans groter dat die generaties ook honger lijden. Intuïtief: Noord-Korea is geen duurzaam model.

Deze transformatie van natuurlijk kapitaal is geen vrijbrief voor voortgaande verkwisting van grondstoffen. Het is onverdedigbaar dat we in geïndustrialiseerde landen ruim tweemaal zoveel fosfaat verbruiken –  vooral door het eten van vlees –  als ons lichaam nodig heeft. Overconsumptie is geen kapitaalvorming. Wél verdedigbaar is dat de generaties van de eenentwintigste eeuw, om de overgang van fossiele naar hernieuwbare energie te maken, onevenredig veel zeldzame aardmetalen delven, zoals neodymium voor de magneten van windturbines. Een schone energievoorziening vergroot de bestaanszekerheid van alle volgende generaties.

Als de planeetverhuizers in ons gedachte-experiment accepteren dat de ontwikkeling van man-made kapitaal een groter beslag op het natuurlijk kapitaal van de exoplaneet kan rechtvaardigen, zijn ze weer een stukje opgeschoven richting de grondstoffenoptimisten, met hun nadruk op menselijke inventiviteit. De oude Locke zou dit billijken: hij stelde dat het voorbehoud van enough and as good kan worden opgeheven als iedereen beter af is onder de nieuwe regels dan onder de oude.

Eigendomsbegrip

Achter hun sluier van onwetendheid zijn de planeetverhuizers uitgekomen op een intergenerationele versie van het verschilbeginsel van de filosoof John Rawls: ongelijkheid mág, maar alleen als dat de zwakste ten goede komt. Dit beginsel komt ook van pas bij een ander vraagstuk dat de kolonisten moeten oplossen; de verdeling van grondstoffen binnen elke generatie.

Het ligt voor de hand dat de mensen, naarmate zij uitwaaieren over de exoplaneet, verschillende gemeenschappen zullen vormen. Als elke gemeenschap de volledige eigendom claimt van de mineralen onder zijn grond, zoals landen dat doen op aarde, kan grote ongelijkheid ontstaan. Gemeenschappen met veel grondstoffen hebben een onverdiend voordeel boven gemeenschappen met weinig. Omdat deze ongelijkheid ook latere generaties treft, moet zij worden opgelost in het generatiecontract.

De kwestie houdt ook filosofen bezig. Zo stelt Thomas Pogge dat natuurlijke hulpbronnen eigenlijk aan de hele mensheid toebehoren. Maar hij beseft dat je landen de controle over de grondstoffen op hun territorium niet helemaal kunt ontnemen. Om de ongelijkheid die voortvloeit uit de scheve verdeling van grondstoffen te repareren pleit hij, met een beroep op Rawls, voor een Global Resources Dividend: een bescheiden heffing op de winning van grondstoffen, waarvan de opbrengst wordt aangewend om extreme armoede uit de wereld te helpen. Helaas schuift Pogge het Lockeaanse voorbehoud aan de kant. Zijn heffing zal de grondstoffenwinning enigszins afremmen, maar garandeert allerminst dat het nog ongeboren deel van de mensheid een eerlijk aandeel krijgt in deze grondstoffen.

Een vereveningsmechanisme dat zowel vanuit internationaal als vanuit intergenerationeel perspectief billijk is, moet ook het tempo van grondstoffenwinning aan banden leggen. Een systeem van verhandelbare winningsquota zou deze dubbele billijkheid kunnen verschaffen, mits het rekening houdt met historische ongelijkheden (bijvoorbeeld door de rijke landen voor hun quota te laten betalen en de opbrengst ten goede te laten komen aan arme landen). Zulke quota staan echter op gespannen voet met het soevereine recht van elk land om zijn eigen hulpbronnen te exploiteren. Dit beginsel werd in 1992 zelfs in het VN-Klimaatverdrag opgenomen.

Onze denkbeeldige planeetverhuizers verlaten de aarde en zijn dus niet meer gebonden aan dit beginsel. Zij dumpen het dan ook. Zo scheppen ze ruimte om samen een eerlijke verdeling van bodemschatten tussen gemeenschappen te bedenken, die ook recht doet aan hun eerdere afspraken over de verdeling tussen generaties. Het is goed mogelijk dat ze aan het eind van hun discussies concluderen dat de meest benadeelde gemeenschappen en generaties het beste af zijn met een systeem van verhandelbare quota. De winning van bijvoorbeeld koper wordt dan beperkt tot wat te rechtvaardigen valt tegenover toekomstige generaties. Het jaarlijkse maximum wordt verdeeld over alle gemeenschappen in de vorm van quota. Een gemeenschap die nog geen kopererts heeft ontdekt mag haar koperquotum overdragen aan een gemeenschap die meer koper wil delven, in ruil voor een deel van het gedolven koper. Zo profiteren alle gemeenschappen van de koperwinning. Elke gemeenschap heeft de vrijheid om de grondstoffen op haar territorium niet te winnen, bijvoorbeeld vanwege de schade en overlast die de mijnbouw aanricht.

De netelige kwestie aan wie de mineralen in de planeetkorst toebehoren wordt dus opgelost door het eigendomsbegrip te splitsen: elke gemeenschap heeft zeggenschap over haar bodemschatten, maar de grenzen aan de winning en de (her)verdeling van de opbrengst zijn een zaak van de hele mensheid.

Planeet A

Ons door Interstellar geïnspireerde gedachte-experiment heeft een aantal beginselen opgeleverd die zich lenen voor een sociaal contract tussen generaties over niet-hernieuwbare grondstoffen. Het uitgangspunt is een evenredige verdeling van deze grondstoffen over alle denkbare generaties. Bij onzekerheid over de winbare voorraden wordt het voorzorgsbeginsel gehanteerd. Grondstoffen worden niet verspild, maar zo lang mogelijk in kringloop gehouden (circulaire economie). De meest schaarse grondstoffen worden vervangen door minder schaarse (substitutie). Generaties mogen een onevenredig groot beslag leggen op een grondstof, mits zij deze omzetten in hulpbronnen (kapitaal) die de bestaanszekerheid en vrijheid van latere generaties vergroten. Deze toepassing van het verschilbeginsel blijft een uitzondering op het evenredigheidsbeginsel die telkens weer beargumenteerd moet worden. Latere generaties hebben immers niets aan menselijk kapitaal als het natuurlijk kapitaal op is. Voor de verdeling van grondstoffen binnen generaties is het verschilbeginsel leidend: grondstoffen, althans de opbrengsten daarvan, moeten zo verdeeld worden dat de meest grondstofarme gemeenschap ermee kan instemmen.

We hoeven niet te wachten met de uitvoering van dit contract tot we noodgedwongen een nieuwe planeet gaan koloniseren. Wie gokt op de ruimtevaart als redding van de mensheid heeft teveel sf-films gezien. Dan is deze slogan van de milieubeweging realistischer: There is no planet B. Gelukkig kan planeet A nog ongeveer een miljard jaar een geschikte habitat bieden aan de mensheid, als wij haar niet te snel uitputten.

Ethiek

Ons generatiecontract bepaalt dat ook de laatste generaties van de mensen op aarde recht hebben op een eerlijk aandeel in de niet-hernieuwbare grondstoffen. Maar kun je van mensen nu wel verwachten dat ze de mensen die over een miljard jaar leven erkennen als moreel gelijken die een even grote claim hebben op de rijkdommen van de aarde? Veel mensen zullen beter uit de voeten kunnen met een ethiek van deugden (matigheid, rechtvaardigheid, respect voor de aarde) in plaats van abstracte verdelingsregels. Dan handelen we moreel als we ons persoonlijk inspannen om minder grondstoffen te gebruiken, datzelfde nastreven in onze samenleving en de opbrengsten van de grondstoffenwinning beter weten te verdelen over de wereldbevolking.

Maar het zou onverantwoord zijn om het langetermijnperspectief los te laten. Daardoor weten we beter op wélke grondstoffen we zuinig moeten zijn. Solidariteit met mensen over duizend jaar, pakweg veertig generaties, dat is toch niet teveel gevraagd? Als we willen dat metalen nog beschikbaar zijn voor hen, dan moeten we ons verbruik van (nieuw gedolven) antimoon met 99 procent verminderen, zo hebben de eerder genoemde Utrechtse onderzoekers berekend. Ook voor molybdeen (96 procent), zink (95 procent) en veertien andere metalen (meer dan vijftig procent) komen zij uit op forse reductiepercentages. De winning van fosfaaterts moet eveneens flink worden teruggeschroefd, het beschikbare fosfaat eerlijker verdeeld. Een moeilijke, maar haalbare opgave.

 

This article was originally published in Dutch an edition of de Helling focused on natural resources. 

 

Literatuur

Eric Hees, Voedsel, grondstoffen en geopolitiek, CLM, 2013.

  1. Henckens, P. Driessen en E. Worrell (Universiteit Utrecht), ‘Metal scarcity and sustainability, analyzing the necessity to reduce the extraction of scarce metals’, in: Resources, Conservation and Recycling 93, 2014.

Christopher Nolan (regisseur), Interstellar, 2014.

Thomas Pogge, World Poverty and Human Rights, 2008 (2002).

John Rawls, A Theory of Justice, 1999 (1971).

Socrates Schouten, De circulaire economie. Waarom productie, consumptie en groei fundamenteel anders moeten, Leesmagazijn, 2015.

Kip Thorne, The Science of Interstellar, 2014.

WRR, Naar een lerende economie. Investeren in het verdienvermogen van Nederland, 2014.