In de aanloop naar Europese verkiezingen konden eind februari alle Europeanen twee topkandidaten voor de Europese Groene Partij kiezen. De winnaars van deze groene primary waren Ska Keller en José Bové, beide Europarlementariërs. Hoe verbinden zij Europese geschiedenis en politiek?

In de familie van de uit Oost-Duitsland afkomstige Ska Keller (1981) circuleren geen verhalen meer over de Eerste Wereldoorlog. De betekenis van haar Duitse nationaliteit is voor haar beperkt: “Ik houd er niet van als mensen naar mij en José kijken en zeggen: het is Frankrijk en Duitsland. We zijn heel verschillend. Ik zie mijzelf vooral als Europees, ook omdat ik al een hele tijd actief ben in de Federation of Young European Greens en in het Europese Parlement. Natuurlijk maakt het verschil dat ik Duits ben: ik ben opgegroeid in een rijk land, hoewel het Oosten armer is, ik ben lid van de Europese Unie en van een tamelijk grote groene partij. Maar mensen hebben een heleboel identiteiten. José is boer en activist tegen de genetische manipulatie van gewassen, ik ben jong en een anti-nazi-activist. Ik wil niemand opleggen wat zijn of haar identiteit moet zijn. Voor sommigen is het heel belangrijk om bijvoorbeeld Frans of juist Beiers te zijn. Dat is geen probleem, zolang ze het niet gebruiken om anderen in diskrediet te brengen. Maar ik zou willen dat Europese politici  vertegenwoordigers voor heel Europa zijn, niet alleen voor nationale of regionale belangen. Dat was ook de opzet bij de primaries: de steun van je eigen partij was niet genoeg om gekozen te worden. En alle Europeanen konden stemmen. Wij willen als Groenen echt een Europese partij zijn, met transnationale elementen en een echte Europese campagne.”

Napoleon

José Bové (1953) werd bekend als leider van de Franse boerenvakbond die zich verzet tegen industrieel voedsel. Hij heeft Franse en Luxemburgse grootouders, waardoor hij van jongs af aan verschillende verhalen over de Europese geschiedenis kreeg. Dat begon al bij Napoleon:

“In de Franse schoolboeken wordt Napoleon verheerlijkt, maar als ik bij mijn grootouders in Luxemburg op bezoek kwam, hoorde ik het tegenovergestelde. Toen ik Waterloo bezocht in België werd over Napoleon gesproken als over een dictator die zijn wil aan Europa oplegde.” Ook in de Eerste Wereldoorlog waren de ervaringen heel verschillend: “Mijn Franse familie kwam in de loopgraven en verschillende broers van mijn grootvader zijn omgekomen, terwijl de Luxemburgers te maken kregen met een Duitse bezetting. In het Franse dorp waar mijn boerderij staat, zijn destijds alle mannen uit het dorp omgekomen. De vrouwen vertrokken, omdat er geen mannen meer waren om het land te bewerken.”

“De Europese Unie is natuurlijk verbonden met het einde van de Tweede Wereldoorlog, maar de slogan ‘nooit meer oorlog’, is al ontstaan na 1918. Hoewel het voor jongeren die alleen de vrede kennen moeilijk voorstelbaar is wat oorlog is, is het toch heel belangrijk hen er steeds aan te herinneren, als we willen dat het niet meer gebeurt. Nu de familieverhalen opdrogen, zouden romans en literatuur daarbij kunnen helpen. Jean Giono heeft in zijn essay Le Refus d’obéissance zijn ervaringen in de loopgraven beschreven en vertelt hoe hem dat diepgaand veranderd heeft. Hij stelt voor dat boeren in geval van oorlog moeten weigeren om voedsel te produceren. Nu is er de landbouwpolitiek van de Europese Unie, de enige werkelijk gemeenschappelijke politiek. Nu we elkaar in Europa van voedsel voorzien, krijgen de boeren een andere rol dan Giono voorstelde, maar blijven ze belangrijk in het onderhouden van de vrede. Ook de opening van de grenzen en het vrije verkeer van personen in Europa heeft wat dit betreft een grote symbolische betekenis.”

Open grenzen

Voor Ska Keller is dit cruciaal voor Europa: “Grenzen openen en grenzen overschrijden, liefst  op een alledaagse manier. Ik kom van de Pools-Duitse grens. Dat was vroeger een harde grens. Je moest altijd je paspoort bij je hebben, je moest uren in de rij staan om de grens over te kunnen en een grote omweg maken naar de grensovergang. Nu vraagt niemand meer naar wat voor papieren dan ook. Je loopt gewoon in twee minuten de brug over. Het enige wat je nog aan de grens herinnert is het oude douanehuisje wat er nog staat.  Ook de Groenen in Duitsland en Polen kunnen elkaar dus beter leren kennen en samen iets doen.

De vrijheid van beweging is voor mij een belangrijk fundament van de Europese Unie en niet alleen voor mij. De eurobarometer laat elke keer zien dat hetzelfde voor een meerderheid van de Europeanen geldt. Veel mensen gaan regelmatig grenzen over. Dat te kunnen doen zonder al het gedoe wat er vroeger bij hoorde, heeft een onmiddellijk positief effect op je eigen leven. Dit laat zien dat Europa één is. Hier krijgt het Europa van de burgers vorm. Zonder dat was Europa alleen een gemeenschappelijke markt en verder niets. Daarom is het zo belangrijk dat we de vele aanvallen op de vrijheid van circulatie afslaan. Dat moet wel gepaard gaan met sociale gelijkheid: wij zijn altijd voor het principe geweest van hetzelfde loon voor hetzelfde werk op dezelfde plaats. Behalve de vrijheid van beweging zijn ook minimale sociale standaards van belang voor de burgers van Europa.”

Burgerschap

Een belangrijk nationalistisch argument tegen Europa is de bewering dat er geen Europees volk bestaat. Zowel Keller als Bové benadrukken dat burgerschap de sleutel is. Bové: “Het is van belang welke woorden je gebruikt. De term ‘Europees volk’ zegt inderdaad niemand iets. Maar ‘Europees burgerschap’ kan wel functioneren. Het betekent dat we gezamenlijk een Europese democratie opbouwen. Helaas willen de meeste regeringen een samenwerking tussen staten. Ze begrijpen niet dat we verder moeten gaan om een economische en sociale dimensie op te bouwen, en daarvoor heb je instrumenten nodig, zoals de fiscale harmonisatie, een gezamenlijk budget en een geïntegreerde Europese politiek. Het gaat dus om een proces, dat bepaald nog niet afgesloten is.” Keller: “De grote vragen voor de komende tijd zijn: hoe komen we uit de crisis, met of zonder groene ontwikkeling; de democratie in de Unie zelf: laten we de lidstaten zelf beslissen via referenda etc., of versterken we het Europese parlement; en vragen als: welke zaken moeten op Europees niveau besproken worden en welke niet? Als het debat minder alleen op nationaal niveau gevoerd zou worden en meer in het Europees Parlement, dan zou je veel minder last hebben van de tegenstellingen tussen landen. Want dan gaat het gewoon over politieke meerderheden in Europa. Behalve een gemeenschappelijke markt moet Europa ook het Europa van de burgers zijn, en dan bedoel ik ook hen, die geen EU burgers zijn maar het graag zouden willen worden.”

Meer integratie

Over de vraag of het Europese Parlement een rol zou moeten spelen bij het herdenken van belangrijke momenten uit de Europese geschiedenis, zoals de Eerste Wereldoorlog, denken Keller en Bové verschillend. Ska Keller: “Wie zal het merken als het parlement weer een of andere herdenking organiseert? En wat verandert dat werkelijk voor de EU? Het zou wel goed zijn als scholen niet alleen nationale geschiedenis zouden geven, maar ook Europese. Je zou moeten praten over de interacties tussen de staten en proberen het eens te worden over wat er eigenlijk is gebeurd. Niet dat er een officieel Europees geschiedenisboek moet komen dat iedereen dan maar moet leren, maar je zou wel een gemeenschappelijk idee kunnen ontwikkelen van Europese geschiedenis.” Bové ziet wel een rol voor het Europese Parlement: “Een herdenking door het parlement zou een belangrijk initiatief kunnen zijn. Zo kan de nationalistische waanzin worden getoond, al die propaganda van zowel Duitse en Franse kant, waar beide zeiden: God staat aan onze kant.

Europa biedt de mogelijkheid om de verschillende nationale geschiedenissen en nationale historische constructies te overstijgen, overigens zonder de verschillen uit te vlakken. In Frankrijk heeft men daar nog steeds grote moeite mee. Want sinds Lodewijk de XIV bouwt men daar aan de centrale nationale staat, dat is zevenhonderd jaar. Duitsland is als nationale staat pas in 1871 geboren. Maar je kunt laten zien dat er een Europees burgerschap mogelijk is dat zich bewust is van deze complexe geschiedenis. Dat is ook van belang voor de statenlozen volken in Europa, zoals de Basken, de Corsen, de Catalanen en toch ook de Schotten, wier identiteit vaak rondom de taal is geconstrueerd. Of de Roma, die een rondtrekkend volk zijn, en die in de nationale staten altijd al een probleem vormden. Juist minderheden hebben het nu weer zwaar. Als ik de opkomst van het nationalisme en populisme zie maak ik me wel eens ongerust over Europa. Het blijft heel belangrijk om oorlog te voorkomen. De beste manier daarvoor is de versterking van de Europese integratie. Bij het maken van de euro hebben de Europese staten hun huiswerk niet gedaan. Je kunt geen gemeenschappelijke munt hebben als je geen federale regering hebt. Op dit moment is dat erg moeilijk, maar we moeten de Europese soevereiniteit versterken die boven de nationale staten uitgaat. Meer Europa betekent ook meer nationale soevereiniteit. Deelname aan de Europese Unie gaat heel goed samen met de nationale belangen. Die twee bewegingen zijn niet tegenstrijdig. ”

Dit artikel is een verslag van twee interviews: met Ska Keller in het Engels in Brussel, met José Bové in het Frans per telefoon.