Nu de hoeveelheid vervaardigde culturele en wetenschappelijke werken die op het internet beschikbaar is, toeneemt, wordt het vraagstuk van de vrijheid om deze immense ‘digitale commons’ te raadplegen en te gebruiken essentieel, vooral omdat het blokkeren van de toegang tot die enorme hoeveelheid informatie ernstige gevolgen kan hebben voor het onderwijs, culturele uitwisseling en zelfs de gezondheid van de Europese burger.

GEJ: Wat is jouw definitie van de digitale commons?

JR: Eeuwenlang was het duidelijk dat mensen cultureel erfgoed delen, een erfgoed dat eigenlijk van niemand is, maar waar iedereen vrijelijk toegang toe heeft. Ik denk dat het idee van een digitale commons erg dicht in de buurt komt van het wezen van dit gedeelde erfgoed; in tegenstelling tot de tastbare commons gaat het om immateriële goederen, over kennis en cultuur, dingen die niemand zich zomaar kan toe-eigenen. We bedoelen er culturele goederen mee die al tal van jaren in het publieke domein aanwezig zijn en waarvan het copyright is verlopen, maar ook digitale commons die recentelijk zijn geschapen en vervolgens werden vrijgegeven in het publieke domein, door het gebruik van gratis licenties, zoals de Creative Commons.

In de beginjaren van het internet waren er talrijke projecten die konden doorgaan voor digitale commons, projecten die het idee weerspraken dat mensen alleen maar inspanningen leveren voor hun werk als ze er een of ander exclusief persoonlijk voordeel aan overhouden. Kijk naar deelnemers aan projecten als Wikipedia, of naar mensen die hun geschriften online zetten, voor hen is persoonlijk voordeel niet de enige motivatie om actief te zijn op het internet. Ik denk dat mensen een natuurlijke behoefte hebben om zich uit te drukken en waardering willen voor wat ze hebben gemaakt.

Het idee dat hieraan ten grondslag ligt is dat een kunstwerk, een tekst of een stuk muziek, weliswaar door één persoon is gemaakt, maar dat het niet louter van hem of haar is, omdat je dagelijks wordt beïnvloed door je omgeving, door de werken die door anderen zijn geschreven en gepubliceerd, enzovoort. Daarom kan niemand zich die werken exclusief toe-eigenen.

Zou je je een op de commons gebaseerde, op samenwerking gerichte economie kunnen voorstellen als het ultieme economische stelsel in de digitale wereld, of kan zo’n economisch stelsel naast andere modellen bestaan?

Het is niet waarschijnlijk dat er snel een einde komt aan de kapitalistische uitbuiting van de cultuur. Maar ze is voor de kunstenaar zeker niet de enige manier om in zijn onderhoud te voorzien. Er zijn tal van verschillende verklaringen waarom we tegenwoordig zoiets hebben als het copyrightstelsel en waarom culturele werken worden uitgebuit. Maar uiteindelijk gaat het allemaal om geld verdienen. Daarom denk ik dat onze toekomst afhangt van ons vermogen om verschillende manieren te creëren om in ons onderhoud te voorzien. Sommige mensen doen dat al. Het karakter van de cultuur- en kenniseconomie is al heel sterk aan verandering onderhevig, denk bijvoorbeeld aan musici die veel tijd steken in het ontwikkelen van een band met hun publiek in plaats dat ze hun muziek louter verkopen. Het gaat niet alleen om tournees, maar ze geven hun publiek ook de kans om actief mee te doen.

Ten grondslag ligt is dat een kunstwerk, een tekst of een stuk muziek, weliswaar door één persoon is gemaakt, maar dat het niet louter van hem of haar is, omdat je dagelijks wordt beïnvloed door je omgeving

Maar het gaat niet alleen over muziek en cultuur. In de academische wereld zie je ook dat grote uitgevers de markt van wetenschappelijke uitgaven monopoliseren, wat de schepping en de verspreiding van kennis ernstig beperkt. Kunnen de commons daar een alternatief voor bieden?

Ik denk dat de privatiseringscrisis in de wetenschappen het gevolg is van de brede privatisering in het onderwijs. Ik bedoel niet alleen wetenschappelijke publicaties, maar ook de brede trend dat het idee wordt losgelaten dat het onderwijs zogenaamd een publiek goed is. In Europa waren de universiteiten altijd openbaar, de hoogleraren werden betaald uit de belastinggelden en onderzoekers en studenten kregen een redelijk grote vrijheid om hun eigen onderzoeksinteresses te verwezenlijken. Een duidelijke verandering in dit idee dat het onderwijs moet worden gezien als een publiek goed is de Bologna-verklaring uit 1999 geweest, waardoor het universitair onderwijs een meer georganiseerde, marktconforme weg insloeg, met meer oog voor de belangen van werkgevers.

Deze verandering heeft het idee versterkt dat het succes van onderzoekers kwantitatief moet worden gemeten, vooral door te kijken naar waar zij publiceren. En de grootste en meest prestigieuze publicaties zijn de zogenaamde closed access journals (niet toegangelijk op internet), zoals die van Elsevier en anderen. Vóór de komst van het internet vervulden deze uitgevers in zekere mate een belangrijke rol in de informatieverspreiding, maar tegenwoordig is hun werk tamelijk contraproductief wat betreft de verspreiding van kennis en het idee om het onderwijs te laten fungeren als een publiek goed. Ik denk dat universiteiten organisatorisch en technologisch in staat zouden moeten zijn om een verzamelplaats op te zetten, waar de resultaten van al het onderzoek dat met belastinggelden is betaald vrijelijk en gratis toegankelijk is zodat iedereen het kan gebruiken. Dat gebeurt nu ook al, neem bijvoorbeeld het arXiv-systeem (een verzameling elektronische voordrukken van wetenschappelijke artikelen) in de theoretische wiskunde en de natuurkunde.

Wat betekenen de digitale commons voor Europa?

Op dit moment betekent het ontbreken van een goed beheerde, duurzame culturele commons dat het voor Europeanen uitzonderlijk moeilijk is om zich op de hoogte te stellen van andere culturen. Een gemiddelde Europese film bijvoorbeeld kan maar in slechts drie van de achtentwintig lidstaten worden vertoond als gevolg van exclusieve licentieafspraken.

De uitwisseling van kennis en cultuur in de EU wordt mede daardoor bemoeilijkt. En we hebben geen wetgeving die het publieke domein beschermt of zoiets dat een creatieve commons bevordert om culturele uitwisseling tussen landen mogelijk te maken. Een van de gemakkelijkste manieren om een gemeenschappelijk besef te creëren van wat het is om Europeaan te zijn en om verbanden aan te gaan in Europa is de cultuur. En juist die mogelijkheid wordt geblokkeerd, doordat het mensen moeilijk wordt gemaakt om hun culturele erfgoed uit te wisselen, om nog maar te zwijgen over het online delen, actualiseren, samenvoegen en doorgeven ervan.

Is er in de Europese instellingen steun voor dit idee?

Enerzijds heb je een intergroep in het Europees Parlement die zich met de commons bezighoudt, met leden uit tal van disciplines. Mensen zoals ik uit de digitale commons en uit de hoek van het kopierecht en er zijn mensen die werken aan ingangen tot de geneeskunde, de openbare dienstverlening, water. Maar het is grotendeels een project van politiek links in het Europees Parlement.

Anderzijds heeft het idee dat we een grotere flexibiliteit nodig hebben in het delen van kennis, cultuur en onderzoeksresultaten ook voorstanders in het neoliberale kamp. Sommigen zien intellectueel eigendom als een monopolie, en omdat men vanuit een liberaal economisch oogpunt tegen monopolievorming is, ziet men graag een vermindering van de beschermende voorwaarden in het kopierecht omdat men van mening is dat het intellectueel eigendomsrecht zoals we dat vandaag kennen economische ontwikkeling in de weg staat.

Betekent het ontbreken van een goed beheerde, duurzame culturele commons dat het voor Europeanen uitzonderlijk moeilijk is om zich op de hoogte te stellen van andere culturen

Is het mogelijk om langs deze weg allianties aan te gaan?

Soms wel. Toen ik werkte aan mijn rapportage over de hervorming van het kopierecht kreeg ik soms meer steun uit het linkse en soms meer uit het liberale en conservatieve kamp. Maar er is een erg groot probleem in het Europees Parlement: het aantal leden dat nauw samenwerkt aan vraagstukken rond de digitale commons en dat echt weet hoe het kopierechtstelsel werkt, is erg klein. De Europese instellingen moeten het doen met heel weinig ondersteuning, de administratieve omvang van de Europese Commissie is vergelijkbaar met die van een grote stad en ondersteuning en dienstverlening binnen het Europees Parlement zijn betrekkelijk klein. Binnen de strakke begroting die de Europese Unie tot haar beschikking heeft, wordt van ons verwacht dat we een betrekkelijk onafhankelijk beleid maken met betrekking tot de publieke sfeer, maar door onze beperkte capaciteit moet de Europese Commissie en moeten veel van mijn collega’s in het Europees Parlement zich grotendeels verlaten op de expertise van belangengroepen.

Hoe effectief kunnen de voorvechters van de commons zijn bij het verspreiden van informatie?

Iedereen die de beleidsvorming in de EU tracht te beïnvloeden is lobbyist. En daar heb je ook belangengroepen tussen met betrekking tot de commons, maar dat zijn juist niet de groepen die de meeste invloed uitoefenen op de beleidsvorming.  Met een paar opmerkelijke uitzonderingen: in termen van lobby is Wikipedia de effectiefste groep als het gaat om het bevorderen van het idee van de commons. Wat kwesties betreft als toegang tot de commons ben ik het volkomen met Wikipedia eens. Maar wat betreft de kwestie rond netneutraliteit sta ik een heel andere lijn voor. Wikipedia heeft, om eens iets te noemen, afspraken gemaakt met sommige internetproviders in ontwikkelingslanden om mensen toegang te verschaffen tot Wikipedia, maar niet aan andere. Dat is het grote probleem: als er een groep is die groot genoeg is om het beleid te beïnvloeden, dan houdt die er waarschijnlijk ook zijn eigen agenda op na, die niet altijd synchroon loopt met het publieke belang.

 Wat zijn de belangrijkste strijdpunten met betrekking tot de digitale commons?

Een van de belangrijkste is zien te voorkomen dat handelsakkoorden ervoor zorgen dat het beleid commons-vijandig wordt en dat privatisering wereldwijd blijft voortwoekeren. Ik was onlangs in Japan waar ik een aantal gesprekken heb gevoerd over hoe de Japanners moeten omgaan met regels op het gebied van het kopierecht, die ze door het Trans-Pacific Partnership-akkoord (TPP) door de strot krijgen geduwd. Deze regels zijn een voor een afkomstig uit de Europese Unie (waar men probeerde de richtlijnen met elkaar in overeenstemming te brengen). Zo moeten ze de duur van het kopierecht uitbreiden van vijftig naar zeventig jaar na de dood van een auteur, terwijl de succesvolste culturele en commerciële werken in Japan, zoals veel anime-series en videogames, veel jonger zijn. Daarom heeft Japan er geen belang bij om zijn kopierecht uit te breiden en het land daartoe dwingen zou de toegankelijkheid van de bevolking tot kennis drastisch beperken, omdat de nationale bibliotheek alle werken in het publieke domein digitaliseert en ze online zet zodat mensen er gebruik van kunnen maken.

Als we naar de EU kijken, dan moeten we van het idee af dat kopierecht de enige oplossing is voor problemen rond de culturele industrie en auteurs. Ik vind dat schrijvers beschermd moeten worden tegen oneerlijke contracten, tegen buy-outcontracten, waardoor ze helemaal geen recht meer hebben op wat hun werk financieel oplevert. Wat we nu echter zien is dat er voorstellen zijn om de positie van andere rechthebbenden dan schrijvers zelfs verder te versterken.

Een van de belangrijkste is zien te voorkomen dat handelsakkoorden ervoor zorgen dat het beleid commons-vijandig wordt en dat privatisering wereldwijd blijft voortwoekeren.

Ten derde moeten we het publieke domein proactief beschermen. Op dit moment kent de wet geen goede omschrijving van wat het publieke domein inhoudt. Eigenlijk wordt het in het huidige Europa gekarakteriseerd door het ontbreken van van alles: alleen die dingen die niet worden beschermd door de wet of door internationaal eigendomsrecht kunnen als onderdeel worden gezien van het publieke domein, maar er is geen modus of maatregel om het te beschermen, voor het publiek toegankelijker te maken, of het in stand te houden voor toekomstige generaties. In sommige Europese landen deden rechtbanken zelfs uitspraken dat een bedrijf dat een deel van het publieke domein digitaliseert het recht heeft op de digitale versie ervan, ook al voegt het niets toe dan alleen een digitale kopie. Ik vrees dus dat we het risico lopen dat bedrijven werken in het publieke domein opnieuw zullen opeisen.

 In sommige gevallen kunnen digitale commons zich manifesteren als fysieke entiteiten, bijvoorbeeld in het geval van infrastructuur, maar ook waar het gaat om medische apparaten die bepaalde software moeten hebben om goed te kunnen werken. Kun je ons daar wat meer over vertellen?

Vanuit economisch perspectief kan een technologie voor de maatschappij heel nuttig zijn als er concurrentie is. De commons spelen een belangrijke rol om die concurrentie te garanderen. Als je naar de telecommunicatiemarkt kijkt, dan is er in veel landen een gebrek aan concurrentie omdat de infrastructuur – zoals het glasvezelnetwerk – niet van de gemeenten is of van de staat. In Duitsland bijvoorbeeld heeft Deutsche Telekom de koperinfrastructuur geprivatiseerd en daarmee domineert het bedrijf eigenlijk de markt. Als het kabelnetwerk in publieke handen was, dan zou er concurrentie kunnen bestaan rond de bestaande dienstverlening, gebaseerd op die infrastructuur.

Op een vergelijkbare manier zullen we op gebieden zoals robottechnologie iets moeten regelen om doeleinden op het terrein van het openbaar belang te beschermen, zoals consumentenbescherming en de gezondheidszorg. Een voorbeeld: als je een pacemaker hebt, dan zit er in je lichaam software die kan worden beschouwd als bedrijfsgeheim,  hoewel problemen met de veiligheid voor jouw gezondheid nadelig kunnen zijn. Tegenwoordig hebben we te maken met uiterst strenge medische regelgeving bij het op de markt brengen van nieuwe medische apparatuur, maar deze regelgeving strekt zich nog niet uit tot de software in die apparaten. Als je wilt dat patiënten een ter zake kundig besluit nemen, dan moeten ze het recht hebben te weten hoe die apparaten werken. Maar die kennis is nu niet beschikbaar, bedrijven kunnen die aanmerken als bedrijfsgeheim, en dat moet zeker veranderen.

Initiatieven die buiten de politieke sfeer liggen, zoals Creative Commons-licenties, zijn zeer effectief gebleken doordat ze laten zien dat er een andere benadering

Dit doet erg denken aan ‘dieselgate’ (het schandaal met de sjoemelsoftware waarmee Volkswagen fraudeerde met de testgegevens over vervuiling door zijn dieselauto’s): de regelgevers vragen niet aan de autofabrikanten hoe hun software werkt, en daarom wordt het de laatsten wel erg gemakkelijk gemaakt om zowel klanten als de overheid om de tuin te leiden.

 Dat klinkt als een kwestie van regelgeving. Wat kan de digitale commons in dezen betekenen?

De overheid kan fabrikanten verplichten hun software openbaar te maken, maar ze is waarschijnlijk niet degene die die software ook gaat analyseren. Als de software openbaar is, dan heeft het publiek – en ook ethische hackers, onderzoekers en experts – de kans om die grondig te onderzoeken. Er hoeft geen commercieel motief meer te zijn. Het kan helemaal gemotiveerd worden door het idee van de commons. Dit is dus een voorbeeld van een situatie waar openbare regelgeving het de commons mogelijk maakt om de veiligheid van een technologie die we in ons dagelijks leven gebruiken te verbeteren.

Hoe zie jij de strijd voor een digitale commons en digitale rechten? Is het haalbaar om mensen actief te krijgen en de straat op te laten gaan om meer respect te eisen voor de digitale commons?

In zekere mate heeft het gewerkt met de protesten tegen ACTA (het handelsakkoord tegen namaak, dat zich richt op het opstellen van een internationale norm voor de handhaving van intellectueel eigendom, in 2012 afgewezen door het Europees Parlement). Maar in principe zou ik zeggen dat het gemakkelijker is om mensen op de been te krijgen om tegen iets te demonstreren dan vóór iets. Kortom, ik denk dat protesten een goed instrument zijn om negatieve ontwikkelingen te voorkomen, zoals handelsverdragen die de toestand alleen maar verergeren. Om de toestand te verbeteren heb je een meer genuanceerde strategie nodig. Initiatieven die buiten de politieke sfeer liggen, zoals Creative Commons-licenties, zijn zeer effectief gebleken doordat ze laten zien dat er een andere benadering en een andere manier is om cultuur te delen.

Finding Common Ground
Finding Common Ground

An investigation into the commons reveals the wide-ranging spectrum of definitions and applications of this concept that exist across Europe. Yet from the numerous local initiatives, social movements and governance models associated with this term – is it possible to identify the outline of a commons-based approach that could form the basis of a broad cross-societal response to the failures of the current system?